Hoe herken je de gems?
De gems (Rupicapra rupicapra), een echte alpenbewoner, maar ietsje minder bekend dan de steenbok en de alpenmarmot. Deze berggeit is niet weg te denken uit de Alpen, maar wordt wat minder vaak gezien dan de prachtige steenbok met zijn grote, gebogen hoorns. Gemzen zijn ware kunstenaars op grote hoogte en hebben een opvallend uiterlijk waardoor je ze makkelijk kunt herkennen. Een paar jaar geleden zag ik hem voor het eerst. Gewoon tijdens een wandeling, tussen de bomen. Diezelfde vakantie zag ik er nog een, maar verder weg in een Alpenweide. Mijn hart maakte een sprongetje bij deze bijzondere ontmoeting. Wil je weten hoe je dit mooie Alpendier kunt herkennen? Lees dan gauw verder.
Hoe herken je de gems?
De gems lijkt op een geit, met korte, donkere, sierlijk naar achteren gebogen hoorns. Bij het mannetje, de bok, is het uiteinde van de hoorns wat haakvormiger dan bij het vrouwtje, de geit. Ze zijn goed te herkennen aan hun witte kop met een donkere streep, die vanaf de oren, over de ogen, helemaal tot aan de neus loopt. In de zomer is hun vacht roodbruin, maar in de winter wordt deze donkerbruin, tot zwartbruin. Op hun rug hebben ze een donkere streep vanaf de nek tot aan de staart; de aalstreep. Gemzen mekkeren en bij gevaar maken ze een soort fluitend geluid door hun verlengde neusgaten.
Herkomst en leefwijze van de gems
De gems komt voort uit de Pachy gazelle en komt oorspronkelijk uit de Himalaya. 300.000 jaar geleden is hij naar Europa gekomen en inmiddels kennen we hier 9 ondersoorten.
Gemzen zijn planteneters en hebben grassen, kruiden, knoppen, kleine struiken, korstmossen en naalden van bomen op het menu staan.
De geiten en hun jongen leven in kuddes van ongeveer 30 dieren. De bokken leven grotendeels solitair, maar zoeken in de late herfst de kuddes op. Dan begint ook de bronst, waarin je de bokken met elkaar kunt zien vechten om de vrouwtjes. De paringen vinden eind november en in december plaats. De draagtijd is 6 maanden, waarna er meestal 1 en heel soms 2 jongen geboren worden. De jongen worden 6 maanden lang gezoogd, maar blijven wel een jaar lang bij hun moeder.
Het verschil tussen een gems en een steenbok
Sommige mensen vinden het lastig om het verschil tussen een gems en een steenbok te zien. Ze leven beiden op grote hoogte en zijn familie van de geit, maar ze zijn gelukkig heel makkelijk uit elkaar te houden. Gemzen hebben vaak een donkerdere vacht dan steenbokken. Daarbij is vooral het witte gezicht, met de donkerestreep over de ogen een heel herkenbaar kenmerk van de gems. Steenbokken hebben die namelijk niet. Daarnaast hebben steenbokken langere en dikkere hoorns dan gemzen, vaak met grote ribbels erop. Bij de gems zijn de hoorns glad.
Leefgebied
Gemzen leven op rotsachtig terrein, tussen de 1500 en 2500 meter. Het zijn ware kunstenaars, want ze bewegen zich op de steilste hellingen voort alsof het niets is. Dat komt mede door hun speciale, gespleten hoeven, met een scherpe buitenrand. Hierdoor kunnen ze hun hoeven in de smalste rotsspleten kwijt en ze spreiden, voor extra houvast. Het midden van de onderkant van hun hoeven is rubberachtig zacht, waardoor ze zich als het ware als zuignappen kunnen vastgrijpen aan de ondergrond. Hierdoor kunnen ze grote sprongen maken en daarmee hoogteverschillen van wel 3 meter in één keer overbruggen.
Gemzen hebben zich aangepast aan hun leefomgeving
Niet alleen hun hoeven hebben zich aangepast aan de ruige omgeving waarin ze leven, maar ook de rest van hun lichaam. Op grote hoogte is minder zuurstof, maar de gemzen moeten wel iedere keer een topprestatie leveren. Om die reden hebben ze meer rode bloedlichaampjes dan hertachtigen die lager in het dal leven. De rode bloedlichaampjes zijn ook nog eens een kwart kleiner, zodat ze bij elkaar een groter oppervlak hebben om zuurstof op te nemen en meer zuurstof door hun lichaam kunnen vervoeren. Daarnaast hebben ze een groot hart met dikkere, gespierde hartkamers. Een polsfrequentie van 200 slagen per minuut tijdens een sprint langs de rotsen is voor gemzen dagelijkse kost.
Gemzen in de winter
In de herfst en de winter is de kans groter om een gems in lager gelegen gebieden te kunnen vinden. Veel gemzen dalen af naar de bossen, omdat daar meer voedsel te vinden is. Echter, niet alle gemzen doen dit! In de winter klimmen veel gemzen juist nog hoger dan in de zomer. Dat klinkt tegenstrijdig, want hoe hoger je komt, hoe kouder het is en hoe meer sneeuw er ligt. Alleen waait het hoger in de bergen ook harder, waardoor kanten en toppen schoongewaaid worden en daar voedsel te vinden is voor de dieren. Ze leven dan onder andere van korstmossen, die daar veelvuldig groeien.
De gemzen zijn perfect aangepast voor de winter. Ze leggen een vetreserve aan en krijgen een langharige wintervacht, met daaronder een dichte, wollige laag. In de strenge winter schakelt de gems over naar een lager energieniveau. Door de stofwisseling te vertragen, verbruikt hij minder energie en kan hij wekenlang teren op zijn vetreserves.
Gevaren voor de gems
De grote hoogtes zijn niet zonder gevaar. Volwassen dieren verongelukken niet zo snel, maar een jong, onervaren dier kan wel eens een fatale misstap maken. Daarnaast lust een steenarend ook wel een jonge gems. Deze grote roofvogel met een geweldige kracht in zijn poten, kan een lam met gemak optillen en meenemen. Helaas zijn er ook ziektes waar de gemzen aan kunnen sterven, zoals Gamsblindheit. Dit is een oogziekte waarbij het hoornvlies ontstoken raakt. Hierdoor worden de ogen troebel en kunnen de gemzen tijdelijk, of zelfs permanent blind worden. Op grote hoogte en op gevaarlijk terrein is dat funest.
Naast de natuurlijke gevaren, zijn ze ook in aantallen afgenomen door de mens. Jacht én sport- en vrijetijdsbesteding hebben ervoor gezorgd dat er teveel dieren geschoten werden en hun rustige leefgebied verstoord werd. Gelukkig wordt de populatie gemzen in de Alpenlanden goed in de gaten gehouden en zijn de aantallen tegenwoordig stabiel.
Berggeiten kun je in alle Alpenlanden vinden, je moet alleen goed om je heen kijken. De keer dat ik een gems zag, keek ik toevallig naar beneden in het bos en werd opeens aangekeken door een wit gezicht met een donkere streep over het oog. Het was geen plek waar ik gemzen verwachtte, maar een paar dagen later zag ik er nog een. Houd dus je ogen goed open tijdens het wandelen, vooral in de herfst! Je weet nu hoe ze eruit zien en wie weet, heb jij straks ook zo’n onvergetelijke ontmoeting met een gems.
Bronnen:
Der illustrierte Naturführer Alpen – Thomas Schauer, Claus & Stefan Caspari, Bayerischer Landwirtschaftsverlag, 2022
Die Natur der Alpen – Armin Landmann, Kosmos